|
||||||||
|
Het zal u wellicht niet verbazen als ik schrijf dat de Schotten heuse zangers zijn. Dat moet daar ergens in het grondwater zitten, denk ik, of met de moedermelk meegegeven worden. Hoe het ook zij, met deze Davie Anderson leer ik een man kennen, die, in weerwil van alle hedendaagse trends, heel traditioneel tewerk gaat en de klassieke ingrediënten zingt en speelt, die we met Schotse folk associëren. Dat wil in de praktijk zeggen dat er heel vaak in pubs en kleine clubs opgetreden wordt en dat je als artiest dus over een heel arsenaal aan songs en genres moet beschikken om de aandacht van de gasten levendig te houden. En dus speel je, naast je eigen werk, ook geregeld dingen van gevestigde waarden, die in het collectieve geheugen zitten. Op die manier is ook de plaat opgebouwd: er wordt geopend met een bewerking van het stokoude “The Sutors of Mayhole”, een heuse klassieker waar Anderson een strofe aan toegevoegd heeft en die hij koppelt aan de door hemzelf geschreven “The Shoemakers’ Jig”. Waarna al meteen een heel groot kanon van stal gehaald wordt: Robert Burns schreef “Song Composed in August” en hij komt later ook terug in “The Birks o’ Aberfeldy”, “The Learig” en Heilan Harry”. Er is namelijk geen Schots concert te bedenken, waar Burns niét aan bod komt , net zoals je geen Ierse folkie kan zien, die niet naar O’ Carolan verwijst. Anderson leende “Shoals of Herring” van dat andere instituut, genaamd Ewan McColl en hij speelt een mooie versie van “Stirling Brig” van Jim MacLean. Van meester-fiddler Alistair McCullogh, die zelf kwam meespelen, is er “Bruce Robert Burton” en voor het overige is er allemaal eigen werk van de man die, naast een fraaie stem, ook een geweldig gitaarspel kan etaleren. Dat Davie ook door de collega’s geapprecieerd wordt, mag blijken uit afsluiter “The Dunes of Dunkirk/Hearts”: nadat Gordon Menzies van de legendarische Gaberlunzies “Hearts” gehoord had, stuurde hij Davie de tekst voor “The Dunes of Dunkirk”, waarna de twee een samenwerking begonnen en op die manier een jeugddroom van Anderson werkelijkheid lieten worden. De cirkel werd gerond, als het ware: Gaberlunzie was vijftig jaar lang het rolmodel voor menige jonge Schot die iets met muziek wilde doen. Ook voor Anderson, die nu mag pronken met een Menzies / Anderson op zijn jongste plaat. Die mag ik u graag aanbevelen, als u houdt van de folk van de eilanden, want ze zorgt voor ruim vijftig minuten heel fijne, hedendaagse, maar in traditie gewortelde muziek. (Dani Heyvaert)
|